BLOG: Verzamelen in het familie-DNA

Deze blog is gepubliceerd in 2022.

Dit jaar staat Duivenvoorde in het teken van bloemen, een Bloeiend Duivenvoorde. Duivenvoorde sluit daarmee aan bij het 200-jarig bestaan van het Mauritshuis. Duivenvoorde en het Haagse Mauritshuis hebben een bijzondere band: Johan Steengracht van Oostcapelle, de eerste directeur van het Mauritshuis, was de grootvader van de negentiende-eeuwse kasteelheer Hendricus Adolphus. Een bijzondere familieband die zijn sporen heeft nagelaten in de collectie van Duivenvoorde.

Eigenzinnig directeur in dienst van de koning

Johan Steengracht van Oostcapelle stond bekend was een echte kunstkenner, met een breed netwerk in de kunstwereld en een oog voor oude en moderne meesters. In 1816 werd hij door koning Willem I benoemd tot directeur van zijn kunstverzameling, het Koninklijk Kabinet van Schilderijen, het Mauritshuis. Steengracht ging voortvarend te werk en nog voor het museum in 1822 zijn deuren opende, schreef hij de allereerste catalogus waarin hij de gehele collectie tot in detail beschreef. Een uniek object in de collectie van Duivenvoorde!   

In het allereerste jaar dat het Mauritshuis zijn deuren opende voor het publiek werd het ‘Gezicht op Delft’ door Johannes Vermeer, aan de collectie toegevoegd. Steengracht was niet weg van het schilderij, hij vond het te groot voor aan de muren van het Haagse museum. De directeur van het Rijksmuseum was echter wel onder de indruk. De Nederlandse staat kocht het schilderij voor het Rijksmuseum, tot Willem I hier zelf tussen sprong: hij wilde dat het schilderij kwam hangen in zijn collectie. Het Rijksmuseum was verontwaardigd, Steengracht op zijn minst verrast. 

De galerie Steengracht
Steengracht was zelf ook een echte verzamelaar. Als directeur schafte hij verschillende topstukken aan voor het Haagse museum. Wat dacht u van onder andere de beroemde ‘Anatomische les van dokter Nicolaes Tulp’, van Rembrandt, en ‘Soo de ouden songen soo piepen de jongen’ van Jan Steen. In totaal kocht hij voor het Mauritshuis bijna tweehonderd schilderijen en zo bouwde hij een verzameling op die toen én tot op de dag van vandaag een echte publiekstrekker is.  

Naast zijn erebaan als directeur bezat Steengracht ook zijn eigen museum: de Galerie Steengracht, gevestigd op de Haagse Lange Vijverberg en op steenworp afstand van het Mauritshuis. De collectie van de Galerie werd wereldberoemd en de gastenboeken tonen aan dat kunstenaars, liefhebbers, handelaren en toeristen van heinde en verre kwamen om de collectie te bezichtigen. In de Baedeker, een eigentijdse reisgids, werd de Galerie direct na het Mauritshuis als must-see aangemerkt.

Verzamelen in het familie-DNA
Het verzamelen van kunst zat de Steengrachten in het bloed. Steengracht was 25 jaar lang directeur van het Mauritshuis tot hij zijn functie om gezondheidsredenen moest neerleggen. Zijn kleinzoon, Hendricus Adolphus, groeide in het kielzog van zijn grootvader op tussen de schilderijen en erfde enkele jaren later zijn Galerie, zijn grote collectie boeken over het museum en zijn passie voor verzamelen. Steengracht reisde stad en land af om zijn collectie Japans en Chinees Imariporselein aan te vullen, legde onder andere een grote verzameling achttiende-eeuwse duelleergeweren aan en stortte zich op het verzamelen Hollandse meesters. Stukken van Rembrandt en Jan Steen, maar hij vulde collectie ook regelmatig aan met modern werk.

Toen het moment daar was dat de jonkheer zijn Kleine Eetkamer opnieuw liet decoreren, schroomde hij niet contact te zoeken met de gevierde kunstenares Maria Vos (1824-1906). In april 1874 gaf Steengracht Vos de opdracht om voor hem vijf schilderijen te schilderen. Boven de schouw kwam een jachtstuk, boven de deuren van het vertrek was plaats voor de vier jaargetijden. Op ieder schilderij schilderde Vos producten en objecten die specifiek waren voor het betreffende seizoen. De winter kreeg oesters, een hete theeketel en een paar Friese doorlopers, de lente verse eieren, de zomer witte asperges en bloeiende artisjokken en de herfst een kastanje, peren en twee raten sappige honing. 

Het idee voor de voorstellingen kwam van de creatieve Steengracht zelf: “5 zulke groote voorstellingen goed in verband te brengen is geen gemakkelijke zaak”, schreef Vos hem in april 1874. “Gaarne wilde ik Uw idee eene voorstelling der jaargetijden volgen, welzoo iets toch een zeker verband geeft aan het geheel”. 

In 1912 overleed de jonkheer. Bij testament had hij bepaald dat zijn achterneef, W.A.A.J. baron Schimmelpenninck van der Oye, Duivenvoorde zou erven. Vele andere neven en nichten kregen grote legaten. Om die laatste te betalen bepaalde hij dat de Galerie en de bijbehorende kunstcollectie geveild moest worden. Er vonden twee grote veilingen plaats, in 1912 en in 1913 in Amsterdam en Parijs. “Big art sales coming”, kopte de New York Times enkele dagen voor de veilingen. Dat betekende het einde van een gevierde kunstcollectie. De grote familiecollectie op Duivenvoorde bleef intact en de vele deelverzamelingen van de jonkheer zijn nog steeds een blijvende erfenis van het verzamelen als onderdeel van het familie-DNA.

De tentoonstelling ‘Bloeiend Duivenvoorde’ is te zien tot en met 18 december 2022

Scroll naar boven