Open monumentendag Parkwandeling

Duivenvoorde is een bijzonder ensemble, een geheel van landgoed van ruim 262 hectare, het wandelpark, kasteel en collectie. Het kasteel is een echt familiehuis, bijna achthonderd jaar in handen gebleven van één familie en dus nooit verkocht. Het wandelpark om het kasteel is in de negentiende eeuw door Jan David Zocher jr. aangelegd in opdracht van het echtpaar Nicolaas Johan Steengracht en Henriette Neukirchen genaamd Nyvenheim.

Ga mee op een wandeling langs enkele van de 22 monumenten die het park rijk is, zoals het botenhuis, de koestal en de oude spoorbrug, en ervaar hoe de familie gedurende de eeuwen gebruik maakte van het prachtige landgoed.

Plattegrond park Open Monumentendag

De Verhalen

Botenhuis

Het is nu moeilijk voor te stellen, maar eeuwen geleden was het op landgoed Duivenvoorde een drukte van belang. Duivenvoorde was niet alleen een buitenhuis met een park; het landgoed besloeg ook een agrarisch gebied en een polder. Bovendien vormden de beken die over het landgoed liepen de route voor kleine vrachtschepen. Het was er dus een af en aan van karren, dieren en boten.

De Vliet, die hemelsbreed ongeveer 1,1 kilometer achter het Botenhuis stroomt, was een belangrijke vaarroute van vrachtschepen. Om het achtergelegen polderland te bevoorraden, werden de goederen vanaf de grote schepen overgeslagen in pramen. De enige route voor deze platte boten om naar het achterland te komen was via landgoed Duivenvoorde. In het botenhuis lagen pramen die goederen naar het kasteel vervoerden.

De bewoners van Duivenvoorde maakten goed gebruik van deze monopoliepositie. De brug waar u zojuist overheen gelopen bent speelde daarin een rol. Deze brug wordt ook wel de ‘kettingbrug’ genoemd en dankt haar naam aan het tolsysteem van de kasteelheren. Over het water onder de brug hing een ketting. Schepen konden er dus niet zomaar onderdoor. Pas wanneer de juiste tol was betaald liet de tolgaarder de ketting zakken en kon de reis worden voortgezet.

\Koestal

Daar staan ze: de rijtuigen van Duivenvoorde. Hoewel dit ooit de oude koestal was, horende bij de kasteelboerderij, doet het tegenwoordig dienst als Koetshuis. De rijtuigen hadden voor de familie allemaal één belangrijk doel gemeen: heerlijk genieten op een zomerse dag in het park. Voor de ouderen gaf een rit over het landgoed de mogelijkheid tot rust te komen en schone lucht in te ademen. Voor de kinderen was het een leerschool in de natuur.     

Speciaal voor de kinderen waren er de ezel- en bokkenwagen. Het werd een goede voorbereiding op het volwassen leven gevonden om te leren hoe je deze koppige dieren de baas kon worden. De ezelwagen, links, stamt uit 1850 en was geliefd bij de familie. Hij is te zien op veel familiefoto’s in de collectie van het kasteel.

Een van de meest in het oog springende rijtuigen is de duc panier, de mandenwagen. Dit was een echt damesrijtuig, dat door jonge vrouwen werd gebruikt om er zelfstandig mee over het landgoed te toeren. Met zijn luchtige uitstraling en lichte bouw was het hét perfecte rijtuig om op een zomerse dag het landgoed te ontdekken. 

Vlotbrug

Deze brug wordt de vlotbrug genoemd. Vandaag de dag staat de brug vast op palen, maar vroeger dreef zij op het water. Wanneer men de brug aan de beide oevers losmaakte en een paar grote peddels had, veranderde de brug in een grote, platte boot. Nu verwijzen alleen de ijzeren leuningen met het silhouet van een schip nog naar de oorspronkelijke functie.

Heel veilig was varen met de brug niet. Zeker niet zo’n honderd jaar geleden, toen er in de zomers veel kinderen op Duivenvoorde verbleven. Toenmalig bewoner van het kasteel, Hendricus Adolphus Steengracht, had zelf geen kinderen maar kreeg regelmatig neefjes en nichtjes te logeren. Zij voeren natuurlijk maar wat graag met deze bijzondere brug. De volwassenen vonden dat te gevaarlijk, al die kinderen op dat wiebelige vlot. De brug is toen vastgezet op palen. Varen zal dus niet meer gaan, toch blijft de brug voelen als een vlot. Wie er overheen loopt voelt het water klotsen onder de voeten.

De vlotbrug werd omstreeks 1840 geplaatst als onderdeel van het nieuw aangelegde park in landschapsstijl. Deze tuinstijl, die in de negentiende eeuw in de mode was, kenmerkt zich door de romantische slingerende paden, de bruggen, de vele doorkijkjes en natuurlijk ogende vijvers. Het ontwerp voor Duivenvoorde is van tuinarchitect Jan David Zocher jr. (1791–1870), die enkele jaren eerder onder andere het Haagse Bos had ontworpen.

IJskelder

Dat Kasteel Duivenvoorde een ijskelder had, weten we alleen nog door vermeldingen in de boeken van het kasteel. De kelder werd aangelegd in 1732, maar tot op de dag van vandaag is de locatie van de kelder niet achterhaald. Wel bestaat het vermoeden dat de kelder zich ongeveer hier bevond. De locatie ten opzichte van de vijver en de bolling in het pad zijn daar de aanleiding voor.

IJskelders werden gebouwd om natuurijs op te slaan tot de zomer. Dan werd het ijs gebruikt om eten te bewaren en wijn te koelen. In de winters werd het ijs uit de vijver gezaagd en naar de ijskelder vervoerd. Een ijskelder bevindt zich daarom altijd dichtbij een vijver.

Om te voorkomen dat het ijs zou smelten, lagen de ijskelders grotendeels onder de grond. De ingang bevond zich wel bovengronds, zodat het ijs gemakkelijk in- en uit de kelder gereden kon worden. Het kelderplafond werd overdekt met aarde en de toegang afgesloten met een dubbele deur om de kou zo goed mogelijk binnen te houden. Zodoende zijn de locaties van oude ijskelders te herkennen als een kleine heuvel in het landschap, zoals ook hier te zien is.

Aan het einde van de achttiende eeuw verbleven de toenmalige eigenaren van Kasteel Duivenvoorde zelf op Kasteel Rosendael bij Velp. Het kasteel werd daarom in die periode door hen verhuurd. Wie Duivenvoorde huurde kon genieten van het kasteel en het omliggende landgoed, maar moest ook op eigen kosten ‘de tuinen in alle order onderhouden, de wandel- gras- en zinkpaden in de tuijnen en plantagien schoonhouden, als ook de heggens en andere scheerwerken op zijn tijd, door luijden deskundig doen scheeren, een tuinman met de noodige knegts of arbeiders met allen aenkleeven van dien betaelen’. En bij de beëindiging van de huur was de huurder verplicht de ijskelder met goed ijs gevuld weer op leveren.

Spoorweg

Rond 1840 was de aanleg van het Nederlandse spoor in volle gang. De Hollandse IJzeren Spoorwegmaatschappij wilde het traject van Amsterdam naar Haarlem graag doortrekken tot aan Den Haag. Dit zou echter wel betekenen dat het spoor dwars over landgoed Duivenvoorde ging. Jonkheer Nicolaas Johan Steengracht voelde daar niets voor. Door goede contacten in politiek Den Haag wist hij te bereiken dat de spoorlijn voorlopig stopte in Voorschoten, waar de jonkheer tol mocht heffen. Toch moest hij niet veel later toegeven: de spoorlijn kwam er.

Als compensatie kreeg de jonkheer een eigen halte en kon hij, wanneer hij wilde, de trein laten stoppen met een speciale rode vlag. De halte heeft ruim honderd jaar dienstgedaan. Bekend is dat de familie ook meermaals de internationale trein richting Parijs hier heeft laten stoppen.

De halte is er niet meer, deze werd na de spoorwegstaking van 1944 opgeheven. In 1948 is de halte nog een keer gebruikt ten behoeve van een feest van het Delftsch Studentencorps.

De achterzijde van Duivenvoorde

We hebben hier een mooi zicht op de achtergevel van het huis. Ten tijde van de vroegere baroktuin, aangelegd in opdracht van Arent IX, werd dit deel van het kasteelpark doorsneden door een breed stuk water. Dat is later gedempt, maar nog steeds is de grond hier erg vochtig.

In 1884 had Hendricus Adolphus Steengracht een plan voor een verbouwing aan de westelijke muur van de zuidvleugel. Een van de uitgangspunten hierbij was een aparte opgang in het kasteel voor het personeel. Personeelsleden hoefden dan geen gebruik meer te maken van de trappen in het kasteel.

Architect Pierre Cuypers (1827-1921) kreeg de opdracht om een diensttrappenhuis plus sanitaire voorzieningen te ontwerpen die tegen de westmuur zou worden aangebouwd. Cuypers was een van de belangrijkste architecten van zijn tijd. Hij was onder andere de bouwmeester van het Rijksmuseum en het Centraal Station in Amsterdam.     

Cuypers heeft in december 1885 de betaling voor zijn ontwerp voor het trappenhuis ontvangen, maar het is om onbekende reden nooit uitgevoerd. De tekeningen van Cuypers maken nog deel uit van de collectie van Duivenvoorde. Aan de achterzijde van het kasteel is wel een toegang tot de keuken, zodat het personeel daarvoor niet door de hoofdvertrekken van het kasteel hoefde te lopen.

De Koude Hoek

De Koude Hoek; zo heet dit gedeelte van het landschapspark. Het dankt zijn naam aan de gure zuidwestenwind die hier vrijelijk vanaf de weilanden komt aanwaaien. Zo hebben veel plekken op Duivenvoorde hebben een historische naam die verwijst naar een oorspronkelijke functie of bijzonder kenmerk.

Er is natuurlijk een aantal benamingen waarvan de betekenis voor de hand ligt. Zoals het water waarover de vlotbrug is aangelegd, dat de Eendenvijver wordt genoemd. Onderweg van de spoorwegovergang naar hier passeerde u het Kippeneiland. Dit eiland was de ideale plek om de kippen onder te brengen. Ook fazanten werden er ondergebracht, zodat ze veilig waren voor vossen en andere roofdieren. Het pad vanaf waar u het botenhuis en de kettingbrug bekeek ten slotte wordt het beukenlaantje genoemd en is omzoomd door – u raadt het – vele beuken.

Toch zijn sommige benamingen wat raadselachtiger. Wat te denken van het Mastenbos, vader Jacob en de Wildemansbrug? Het Mastenbos bevindt zich tussen de Spoorwegovergang en het Kippeneiland en heet zo omdat er vroeger zeer hoge en rechte bomen hebben gestaan. Langs het pad waar u nu loopt heeft u Vader Jacob wellicht al gezien. Deze lindeboom heeft maar liefst twaalf uitlopers en wordt, vanwege dit Bijbelse aantal, ‘Vader Jacob met zijn twaalf zonen’ genoemd. Wanneer u verder wandelt komt u langs de plek waar de Wilde- of Dollemansbrug lag. Volgens de verhalen woonde onder deze brug een gestoorde man. De oude brug raakte in verval. Nu is er een nieuwe brug geplaatst, de magnoliabrug, naar ontwerp van Michael van Gessel. Rechts ziet u nog steeds de fundamenten van een oude brug. 

Het paardenkerkhof

Naast rijtuigen waren de paarden die ervoor werden gespannen een belangrijk en onmisbaar onderdeel van het landgoed. Een gezond en groot paard voor het rijtuig straalde welvaart uit. Paarden werden ook gebruikt bij de vele jachtpartijen die gedurende de eeuwen deel uitmaakten van het leven van de adel. De negentiende-eeuwse kasteelheer Nicolaas Johan Steengracht had in de jaren 1830 daarbij zijn eigen stoeterij bij de kasteelboerderij langs de Veurseweg. Hier werden paarden voor de regio gefokt.

Als de paarden na jaren trouwe dienst overleden, kregen ze een laatste rustplaats op het landgoed, hier op het paardenkerkhof.

De twee bouwhuizen

De twee bouwhuizen tegenover het kasteel zijn daar rond 1670 neergezet. Het rechter bouwhuis, gezien vanuit het kasteel, was in gebruik als koetshuis en in de linker was de oude paardenstal. 

Op 29 maart 1945 liepen meerder gebouwen op het landgoed ernstige schade op. Duitse militairen moesten een kort daarvoor in gebruik genomen montageplaats van V2-raketten op Duivenvoorde snel ontmantelen in verband met de geallieerde opmars. Achtergebleven munitie werd die dag om half drie ’s middags tot ontploffing gebracht. Dat veroorzaakte enorme schade. Het kasteel en de inboedel werden zwaar beschadigd. Het koetshuis, het huidige rechter huis, werd totaal verwoest.

Pas in 1984 werd het weer opgebouwd. Dit was niet op de oorspronkelijke plaats, maar enkele meters richting het zuiden. Op die manier was er beter zicht op het kasteel vanaf de Veurseweg. De beide bouwhuizen zijn tegenwoordig in gebruik als particuliere woningen.        

Scroll naar boven