BLOG:’Op de boerderij was het warmer’

Terwijl het landgoed zich tooit in de mooiste kleuren, worden de dagen korter en de nachten guurder: het wordt herfst. Dit was voor de eigenaren van Duivenvoorde het moment om hun kasteel in Voorschoten te verruilen voor hun winterverblijf in Den Haag. Eeuwenlang ging rond oktober de familiekaravaan richting het stadshuis op de hoek van de Kneuterdijk en het Lange Voorhout. Weg van de kou op het kasteel en richting het politieke en sociale leven in de stad.

Het Haagse huis
In 1600 werd Johan van Wassenaer eigenaar van Duivenvoorde. Johan was een man die al op jonge leeftijd hoge politieke en bestuurlijke functies bezat. Zo was hij al in 1603 namens de Ridderschap lid van de Staten van Holland, werd hij hoogheemraad van het Hoogheemraadschap Rijnland en curator van de Universiteit Leiden. Hij was ook al snel bijzonder rijk.

Voor een man van zijn status was het gewoon om twee huizen te hebben: een zomer- en een winterverblijf. Met het overlijden van zijn steenrijke echtgenote Maria van Voorst van Doorwerth in 1610 erfde hij een enorm vermogen. Van dat geld liet Johan niet alleen Duivenvoorde moderniseren tot statige buitenplaats. Ook liet hij in Den Haag, op de hoek van de Kneuterdijk en het Lange Voorhout, een fraai huis bouwen: zijn stadspaleis waar hij vanaf de voltooiing van Duivenvoorde in de periodes van oktober tot mei verbleef.

Deze locatie was hiervoor geen vreemde plek. Het was een plek die dicht bij het politieke vuur lag, vlakbij het Binnenhof. Met Johans vele politieke functies was geen dat overbodige luxe. Daarnaast was het Lange Voorhout ook de plek waar de adel zich ophield. Hier werd geflaneerd en trokken de koetsen met ambassadeurs, regenten en andere hooggeplaatsten dagelijks voorbij. Deze lieden kwamen ook vaak over de vloer. Zo brachten stadhouder Willem IV van Oranje en zijn echtgenote Anna van Hannover in de winter van 1729 een bezoek aan Anna Margaretha Bentinck, de vrouwe van Duivenvoorde toen zij een korte reis maakten door Den Haag.

Groepsportret van Johan van Wassenaer met zijn beide echtgenotes, Johannes Mijtens, 1643.

Gezicht op het Voorhout en gezicht op Duivenvoorde
Het huis aan het Voorhout werd al snel omgedoopt tot Van Wassenaer-huis en werd het huis waar vele generaties eigenaren in de winter naartoe trokken. Om in de winter ook een herinnering aan Duivenvoorde te hebben – en de gloednieuwe buitenplaats aan het hoge bezoek te kunnen tonen – liet Johan van Wassenaer in 1643 bij Johannes Mijtens een groepsportret schilderen van hem en zijn, inmiddels beiden overleden echtgenotes. Op de achtergrond stond Duivenvoorde. Zo kon hij ook tijdens de winters in Den Haag pronken met zijn Voorschotense bezit.

Ook op Duivenvoorde kwam er een herinnering aan het winterverblijf. In 1872 kocht kasteelheer Hendricus Adolphus Steengracht bij schilder Johannes Bosboom een klein schilderijtje. Het was een gezicht op het Lange Voorhout met links de Kloosterkerk en rechts het Van Wassenaer-huis.

Van Wassenaer Huis, Lange Voorhout, Den Haag

De kou op het huis
In 1912 werd het huis in Den Haag verkocht en vijf jaar later besloten W.A.A.J. baron Schimmelpenninck van der Oye en zijn zuster Ludolphine Henriette jaarrond op Duivenvoorde te komen wonen. De winters waren koud en brachten zij door in de kleinere kamers van het kasteel. Deze waren, ook met kleine turfkachels, makkelijker warm te stoken dan de grote zalen. Toch was het afzien. De pachters van het landgoed, de boeren die hun bedrijven hadden in de boerderijen op het landgoed, grapten tijdens de jaarlijkse uitbetalingen van de pacht in de winters dat het op de boerderij vaak aangenamer was dan op het kasteel.

Nog steeds zijn de winters op Duivenvoorde guur en ligt bij een ferme winterse bui de sneeuw op de zolders. Het blijft een zomerverblijf…

Scroll naar boven