Franje en Oranje

Dit jaar kleurt Duivenvoorde oranje. De families die op het kasteel en landgoed woonden hebben eeuwenlang een bijzondere band gehad met het Huis van Oranje en Oranje-Nassau. Zij vochten aan de kant van de Oranjes, dienden in hoge politieke ambten of waren kamerheer of hofdame voor de opeenvolgende koningen en koninginnen. Het was een innige band die al begon aan het eind van de zestiende eeuw en duurde tot het midden van de twintigste eeuw. Tijd om eens drie van deze verhalen onder de loep te nemen!

Arent VII van Wassenaer en de Nederlandse Opstand

Rond 1560 stond Nederland onder leiding van de Spaanse katholieke koning Filips II. De onderdrukking van het opkomende protestantisme en de manier waarop de koning omsprong met de rechten en privileges van de adel, zorgden voor groeiende spanningen onder de Nederlandse bevolking én onder de edelen in het land. Een van hen was Arent VII, heer van Duivenvoorde.

In 1566 vonden hij en honderden andere edelen dat de maat vol was. Zij vonden het tijd voor verandering en gewapend verzet. In het geheim, onder eminente leiding van prins Willem van Oranje, was een document opgesteld waarin de koning gevraagd werd tot matiging van de onderdrukking van de bevolking en respect voor hun oude rechten en privileges. Op 5 april 1566 gingen tweehonderd edelen naar het Brusselse paleis van landvoogdes Margaretha van Parma, halfzus van de koning, om haar een document aan te bieden, wat zij het Smeekschrift der Edelen noemden.

Helaas had dit Smeekschrift weinig resultaat. Hoewel de landvoogdes matiging adviseerde, veranderde de koning niets aan zijn politiek in de Nederlanden. De spanningen in het land bleven groeien. Een half jaar later brak de Beeldenstorm uit en niet veel later volgde de Nederlandse Opstand: de oorlog tegen de Spaanse overheersing die tachtig jaar zou duren. 

In deze Tachtigjarige Oorlog sloot Arent VII, heer van Duivenvoorde, zich aan bij Willem van Oranje, de leider van het verzet. Willem van Oranje kwam als stadhouder aan de macht in de Nederlanden en Arent werd een van zijn watergeuzen. Dit is te zien op het schilderij waar hij als teken van het verzet tegen Spanje een geuzenpenning draagt, de halve maan met een tekst tegen de katholieke overheersing: ‘Liever Turks, dan Paaps’. Een verwijzing naar de relatieve geloofstolerantie van de Ottomaanse sultan, die haaks stond op de geloofsvervolgingen door de Spaanse koning.

Als straf voor het verzet tegen Filips II verloor Arent, net als veel andere edelen, een groot deel van zijn bezittingen. Zo ook Duivenvoorde. Het kasteel kreeg hij pas dertig jaar later terug, na tussenkomst van gerechtelijke macht, en in 1600 kwam hij hier samen met zijn echtgenote wonen. De steun van Arent als watergeus voor de strijd tegen Spanje maakte hem tot familieheld én was het begin van de eeuwenlange band tussen Duivenvoorde en de Oranjes. 

Afbeelding; Het Smeekschrift der Edelen, Collectie Koninklijke Verzamelingen, Den Haag

Anna Margaretha Bentinck: een Oranje op bezoek bij de vrouwe van Duivenvoorde

In 1688 waren Willem III van Oranje en de Engelse Mary Stuart naar Engeland vertrokken om daar de koning af te zetten en zelf koning te worden. Het lukte en een jaar later werd Willem III gekroond en ging hij de geschiedenisboeken in als de koning-stadhouder. In deze Glorious Revolution werd Willem III gesteund door een aantal hechte vertrouwelingen, waaronder Hans Willem Bentinck en Arent IX van Wassenaer. Bentinck bleef in Engeland en Arent kwam terug naar Nederland om ook hier als lid van de Staten-Generaal de politiek voor Willem III in de gaten te houden. 

De mannen bleven contact houden en kort daarna trouwde Arent de dochter van Bentinck, Anna Margaretha. Hoe hecht de banden tussen het paar en de stadhouder waren, laat een bijzonder huwelijkscadeau in de collectie zien. Willem III gaf het paar een set massief zilveren vuurbokken, versierd met het alliantiewapen van Arent en Anna Margaretha. Een exorbitant geschenk passend bij de goede relaties tussen Duivenvoorde en Oranje. 

De vuurbokken, het huwelijksgeschenk van stadhouder-koning Willem III

Nadat Arent IX in 1721 overleed, zette Anna Margaretha de innige band met de Oranjes voort. In de wintermaanden woonden de Wassenaers in hun stadspaleis op het Haagse Lange Voorhout. In 1729 maakte prins Willem IV een reis door Den Haag. Hiervan werd een journaal bijgehouden, een verslag, waarin we uitgebreid kunnen lezen wie hij bezocht. Tussen de bezoeken aan hoge politici, ambassadeurs uit Frankrijk en Engeland en leden van de Staten-Generaal bracht bij op 21 februari ook een bezoek aan ‘de vrouw van Duivenvoorde’, Anna Margaretha Bentinck. 

De banden tussen de stadhouder en de Bentincks waren zo hecht dat de stadhouder en zijn vrouw in die jaren vaak logeerden op het Lange Voorhout. Niet bij Anna Margaretha, maar wel bij haar halfbroer Willem Bentinck, twee huizen verder, op nummer zeven. In 1747 kwam er een einde aan het Tweede Stadhouderloze Tijdperk en werd Willem IV benoemd tot stadhouder in het gehele land. De Bentincks speelden hierbij een belangrijke rol en hoewel er geen sporen zijn overgeleverd van directe steun van Anna Margaretha, moet ook zij haar duit in het zakje hebben gedaan.  

De baron en de inhuldiging

Op adellijke families werd vaak een beroep gedaan voor een functie aan het hof. In 1917 werd W.A.A.J. baron Schimmelpenninck van der Oye door koningin Wilhelmina benoemd tot jagermeester van Zuid-Holland. Het was zijn taak het wild in deze kroondomeinen te beheren en de hofjacht te coördineren. Een paar jaar later werd de baron ook kamerheer in buitengewone dienst. In buitengewone dienst betekende dat hij daarvoor geen salaris ontving. Het was een erefunctie. Vanaf dat moment stond hij de koningin en de prins bij tijdens ontvangsten en was hij betrokken bij de organisatie van officiële bezoeken.

Bij zijn functie hoorde het jagermeesterkostuum: compleet met hartsvanger, dolk, een steek met oranje rozet en knopen met een gekroonde W, het monogram van de koningin. Kostuums als deze waren destijds kostbaar en moesten door de drager zelf worden aangeschaft. De kostuums werden dan ook vaak doorgegeven en de baron nam dit kostuum over van de baron Van Pallandt, heer van Duinrell en goede bekende. 

De baron was trots op zijn ambt en zijn kostuum. In 1943 toen de koningin uitgeweken voor de oorlog in Londen verbleef, liet de baron bij schilder Pieter Smit zijn portret schilderen. Hijzelf in zijn jagermeesterkostuum. Trots, met rechte rug en steek onder de armen was het een stil verzet tegen de Duitse bezetting en voor Oranje.

Portret van W.A.A.J. baron Schimmelpenninck van der Oye, door Pieter Smit, 1943

Als jagermeester en kamerheer vertegenwoordigde hij de koning bij bijzondere aangelegenheden en in deze functie was hij aanwezig bij een aantal historische en koninklijke momenten. Zowel de baron als de freule waren in hun hoedanigheid als kamerheer, jagermeester en hofdame aanwezig bij de inhuldiging in de Amsterdamse Nieuwe Kerk. Voorafgaande aan de inhuldiging kreeg de baron de opdracht prinses Alice, de nicht van koningin Wilhelmina, te begeleiden. Foto’s uit het archief van Duivenvoorde laten zien hoe de baron zich op deze taak stortte en zijn jagermeesterkostuum toont de statuur van zijn functie.

De baron begeleidt prinses Alice

Het was niet de enige troonswisseling die hij van dichtbij meemaakte. Vijf jaar later was de baron in Londen tijdens de kroning van koningin Elizabeth II. Op 2 juni 1953 noteerde hij ‘Coronation’ in zijn zakagenda. Aan zijn zuster schreef hij niet lang daarna: ‘Heb koningin niet, maar groote drukte wel gezien’. Uit Engeland nam hij diverse memorabilia mee, waaronder een gedenkpenning en divers jubileumkeramiek en -glas. Nog lang nadien vertelde hij vol trots over zijn herinneringen aan deze bijzondere dag.  

Benieuwd naar nog meer verhalen over de bijzondere, lange en innige band tussen Duivenvoorde en Oranje? Bezoek dan de tentoonstelling Franje en Oranje – De eeuwenlange band tussen Duivenvoorde en het koningshuis.

Scroll naar boven