De zomers op Duivenvoorde

‘Ik heb gebruik gemaakt van de eerste mooie dag om naar Duivenvoorde te gaan’, zo schreef Arent IX van Wassenaer in 1709 aan zijn schoonvader. Duivenvoorde was altijd een zomerverblijf. In de winter woonde de familie in Den Haag, op de hoek Lange Voorhout-Kneuterdijk. Zodra het rond mei warmer werd en het moment daar was dat de stad begon te stinken, trok de Haagse adel richting hun buitenverblijven, en dat was voor de Van Wassenaers en later de Steengrachten niet anders. Zo spendeerde de familie vele zomers op Duivenvoorde.

Een wandeling door de tuinen
Bij een zomerverblijf hoorden tuinen waar de familie kon verpozen. Aan het begin van de achttiende eeuw creëerde Arent IX, naar het voorbeeld van onder andere Paleis Het Loo, een formele Franse baroktuin. De symmetrische borders, strakke hagen en rechte lanen waren helemaal volgens de mode van zijn tijd. Ruim honderd jaar later moest dat anders, vonden Henriette en haar echtgenoot Nicolaas Johan Steengracht. Zij gaven tuinarchitect J.D. Zocher jr. rond 1830 de opdracht de inmiddels overwoekerde Van Wassenaer-tuinen om te vormen tot Engels landschapspark. Slingerpaden, romantische bruggen en verre zichtlijnen werden het nieuwe decor voor de zomers op Duivenvoorde.

De tekeningen van Zocher zijn helaas verdwenen, maar toch is er een manier om een indruk te krijgen van de oude tuin. Toen Zocher zijn werkzaamheden net had afgerond, zo rond 1840, trok de gouvernante van de kinderen Steengracht, Marie Louise Cornaz, de tuin in en vulde zij haar schetsboek met de meest prachtige tekeningen. Op een van de tekeningen zien we een dame met kinderwagen, een zomers tafereel. Zouden het Henriette en haar kinderen zijn, genietend van een wandeling door de tuinen?   

Een rit in het rijtuig
Wandelen was niet de enige manier voor de familie om zich in de tuin te vermaken. Een rit in een van de rijtuigen kon op een mooie dag natuurlijk niet ontbreken. De rijtuigen hadden voor de familie allemaal één belangrijk doel gemeen: heerlijk genieten op een zomerse dag in het park. Voor de ouderen gaf een rit over het landgoed de mogelijkheid tot rust te komen en schone lucht in te ademen. Voor de kinderen was het een leerschool in de natuur. Speciaal voor de kinderen waren er de ezel- en bokkenwagen. Het werd een goede voorbereiding op het volwassen leven gevonden om te leren hoe je deze koppige dieren de baas kon worden.

Een van de meest in het oog springende rijtuigen is de duc panier. Dit was een echt damesrijtuig, dat door jonge vrouwen werd gebruikt om er zelfstandig mee over het landgoed te toeren. Met zijn luchtige uitstraling en lichte bouw was het hét perfecte rijtuig om op een zomerse dag het landgoed te ontdekken.

Thee op de voorbrug
Ludolphine Henriette Schimmelpenninck van der Oye en haar broer Willem Anne Assueer Jacob, de laatste eigenaren van Duivenvoorde, waren de eerste bewoners die ervoor kozen om jaarrond op het landgoed te komen wonen. Hun zomers stonden steevast in het teken van familiebezoeken en bezoek van vrienden en bekenden. De vele series foto’s tonen hoe zij genoten van het buitenleven. We zien de familie, compleet met neven, nichten, ooms en tantes licht onderuit gezakt in de tuinstoelen met tafels gevuld met het theeservies. Andere foto’s tonen lange wandelingen door de duinen, mét de verrekijker in de hand voor het vogel spotten. De objecten brengen ons steeds een stap dichter bij de zomers op Duivenvoorde.

Scroll naar boven