De gouvernante, de jachtopziener en de werkmeid: personeel op Duivenvoorde

Waar in de grote kastelen, buitenplaatsen en paleizen in binnen- en buitenland het personeel zich vrijwel ongezien door het huis kon en moest bewegen, was dat op Duivenvoorde wel anders. Er was geen aparte dienstingang en geen diensttrappenhuizen. Het personeel had zijn bodenkamer op de benedenverdieping. Dichtbij de keuken en daarmee dicht bij het vuur. Het was aan de dienstmeisjes, de kamerheren, de huisknechten, de naaisters en de tuinknechten om te zorgen dat het landgoed en het kasteel draaiende werden gehouden, dat de familie het huis kon bewonen, dat de ontvangsten van familie, kennissen en hooggeplaatsten soepel verliepen en dat Duivenvoorde kon worden behouden en later kon worden doorgegeven aan de volgende generatie.

Op Duivenvoorde woonden en werkten kasteelheer en -vrouwe en het personeel samen. Dat dat niet geheel in lijn was met de tijdgeest, bewijzen sporen in het huisarchief. In 1884 werd architect Pierre Cuypers, befaamd om onder andere zijn uitvoering van het Rijksmuseum (1876-1885) en het Centraal Station (1881-1889) in Amsterdam en later Kasteel De Haar (1892), door Hendricus Adolphus Steengracht gevraagd ontwerpen te maken voor een grote verbouwing van zijn Duivenvoorde. Cuypers was geen vreemde keuze voor de jonkheer. Hij gaf veel restauratieadviezen en werkte geheel in de neogotische stijl die ook Hendricus Adolphus zo kon waarderen.

Cuypers werkte twee ontwerpen uit. In de eerste plaats zou de keuken, die tot dan toe in de zuidvleugel gesitueerd was, verplaatst worden naar het souterrain. Maar belangrijker nog was de wens van de jonkheer om een aparte logistiek te creëren voor het personeel. Er zou aan de achterzijde van de zuidvleugel een toren gebouwd worden waarin een trappenhuis voor de bedienden gesitueerd zou worden. Daarnaast kregen zij eigen sanitaire voorzieningen. Om onbekende redenen is het plan nooit tot uitvoer gebracht en bleef het bij een notitie in het kasboek van Steengracht: ‘Aan de architect Cuypers voor plannen v. Duiv. 90.-’.  

Hoewel de plannen om onduidelijke redenen nooit werden uitgevoerd, heeft het personeel toch op verschillende manieren een belangrijke stempel gedrukt op de geschiedenis van Duivenvoorde. Het aantal personeelsleden op Duivenvoorde was in de negentiende eeuw veel groter dan in de loop van de twintigste eeuw (tot 1960). Uit kasboeken blijkt dat in 1885 circa 15 personeelsleden en in 1895 circa 20 personeelsleden op Duivenvoorde waren. Bij groot onderhoud van huis of tuin liep dit aantal nog verder op. Aan het begin van de twintigste eeuw veranderde er veel op Duivenvoorde. Grote ontvangsten maakten plaats voor intieme theevisites en nieuwe technieken en gewoonten in de huishouding en het onderhoud deden hun intrede. Bij gevolg nam het aantal personeelsleden sterk af.

Naast de tuinbaas, de jachtopziener en wat tuinknechten hadden de baron en de freule nog slechts de huisknecht en de kokkin binnen in dienst, Johan en Johanna Meenink. Samen bestierden zij het huishouden en hielden zij Duivenvoorde draaiende.

De gouvernante, de jachtopziener en de werkmeid         
Er waren veel verschillende functies te vervullen op Duivenvoorde. Van tuinbaas tot huisknecht en van werkmeid tot gouvernante. Er was een grote hiërarchie tussen de personeelsleden en de sociale verschillen waren alomtegenwoordig. Zo stonden de huisknecht of butler en de tuinbaas vaak aan het hoofd van de ploegen binnen en buiten – waarbij de tuinbaas de functie van eminent hoofd van het personeel had. Een belangrijke functie die hierop volgde was die van jachtopziener, die de taak had het landgoed te bewaken – iets waarvoor hij ook honden in bezit had – de jacht in goede banen te leiden en die daarbij regelmatig de collectie achttiende-eeuws wapentuig van de kasteelheer schoonmaakte. Zowel de tuinbaas als de jachtopziener hadden daarbij met hun gezin een eigen woning op het landgoed: de tuinbaas in de tuinbaaswoning naast de koestal, de jachtopziener in de speciaal voor hem gebouwde jachtopzienerswoning, bij de ingang naar de Leidsche Tuin.

Ook de nabijheid tot de kasteelheer, kasteelvrouwe of de kinderen speelde een grote rol in de hiërarchie tussen de personeelsleden. Een functie van aanzien was die van gouverneur of gouvernante van de kinderen. Zij waren degene die dagelijks met de kinderen optrokken, hen op tijd wekten, met hen aten, hen thuis onderwezen en hen vaak aan het einde van de dag naar bed brachten. Marie Louise Cornaz (1817-1898) was in de jaren 1840 als gouvernante in dienst voor de kinderen Steengracht. Cornaz huwde in 1848 Jacob Treub, de zoon van de rentmeester en de burgemeester van Voorschoten waarna zij Duivenvoorde verliet. Dat zij een geliefd was bij de kinderen was duidelijk. Cornaz hield contact met de familie en Hendricus Adolphus stond de familie lang financieel.

Cornaz had een uitzonderlijk tekentalent. Bijzonder is het schetsboek dat zij bijhield en dat vandaag de dag nog steeds onderdeel uitmaakt van de collectie Duivenvoorde. Dankzij haar schetsen hebben we een goed idee hoe het huis en de tuinen er na de grote verbouwing van Henriette en Nicolaas Johan Steengracht uitzagen.

Een andere gouvernante die een belangrijke stempel drukte op de collectie is Jeanne Françoise Chassagnard (1876-1959). De gouvernante van Ludolphine Henriette en W.A.A.J. Schimmelpenninck van der Oye trok lange tijd als drie eenheid met de kinderen op, zoals ook op de vele familiefoto’s te zien is. Chassagnard hield de kinderen gezelschap, nam hen mee uit paardrijden en was als een tweede moeder. Tot haar overlijden in 1959 hield zij een belangrijke plaats in het leven van de laatste eigenaars van Duivenvoorde.

Hoewel een baan op het huis of het landgoed zorgde voor een zeker inkomen, eten en onderdak, waren de tegenstellingen groot. Op een ‘Lijst Werkzaamheden der Werkmeid’ uit 1879 wordt haar dag als volgt beschreven:

‘Om half zeven gekleed en beneden zijn. Van half zeven tot half acht elken morgen de eetkamer, Mijnheers’ kamer, de groene salon en de zitkamer van de Freule goed nazien, bij stoffen, stof afnemen enz. Van half acht tot acht uur gezamenlijk ontbijten. Om acht uur weer aan de gang bij stoffen – vensterbanken en stoelen stof afnemen en slot poetsen (behalve des woensdags en zaterdags, als wanneer de gang een grote beurt krijgt). Daarna de booven kamers in orde krijgen. Vervolgens de verschillende slaapkamers, bedden opmaken, kommen enz leegen, goed bij stoffen en nazien. Zijn die klaar, dan de loopers schuyeren en de trappen doen. Daarna, tot 5 uur het werk van den dag wand alsdan gaat de werkmeid in de keuken helpen.’

Gedurende de eeuwen bleef het personeel een belangrijke spil in het onderhoud van huis en tuin. Zoals de familie acht eeuwen lang met liefde zorgde voor het voortbestaan van Duivenvoorde en het behoud van de familiecollectie, zo zorgde ook het personeel er als olie in de raderen voor dat de buitenplaats behouden bleef voor de generaties die zouden volgen.

Scroll naar boven