Blog: De winter van Maria Vos

Door Simone Nieuwenbroek, conservator Duivenvoorde

De dagen worden korter, de bomen in het park verliezen hun rood gekleurde bladeren en dat betekent maar een ding: de winter is in aantocht. Op Duivenvoorde zijn alle seizoenen te beleven en niet alleen in het wandelpark. In de Zuidvleugel van het huis sieren de seizoenen de wanden van de voormalige Kleine Eetkamer. Laat ons eens kijken naar de mooiste winter van allemaal, die van de negentiende-eeuwse schilder Maria Vos (1824-1906).

Wie de ogen over het doek laat gaan, kan de winterse kou bijna voelen. Een pluim stoom kringelt op vanuit de tuit van een theeketel. Op een kruk staat een blauwwitte spoelkom en ervoor liggen een suikerbrood en twee citroenen waarvan de schil sierlijk gesneden over de rand naar beneden hangt. Een warme dierenvacht op de voorgrond draagt een paar Friese doorlopers en een schaal oesters, die vanuit een hoek aandachtig wordt bekeken door een verlekkerde kat. De Winter van Maria Vos is een van de vijf bijzondere stillevens die jonkheer Hendricus Adolphus Steengracht in 1874 met de Amsterdamse schilder samenstelde.    

Een verzamelaar met een neus voor kunst
In de bijna acht eeuwen familiebewoning drukten alle 27 eigenaren hun stempel op de familiecollectie en het interieur. Zo liet ook de negentiende-eeuwse kasteelheer Hendricus Adolphus Steengracht (1836-1912) zijn sporen na in de collectie. De 25e eigenaar van het huis was een rasechte verzamelaar. Van zijn grootvader, Johan Steengracht van Oostcapelle (1782-1846), had Hendricus Adolphus de Galerie Steengracht geërfd, een internationaal gewaardeerde en toegankelijke kunstcollectie aan de Haagse Lange Vijverberg. Steengracht groeide zodoende op tussen de kunst en ontwikkelde een neus voor mooie objecten. 

Verzamelen zat in zijn familie-DNA. Hij reisde stad en land af om zijn collectie Japans en Chinees Imari-porselein aan te vullen, legde onder andere een grote verzameling achttiende-eeuwse duelleergeweren aan en stortte zich op het verzamelen Hollandse meesters. Stukken van Rembrandt en Jan Steen, maar hij vulde collectie ook regelmatig aan met modern werk. Steengracht kocht stukken op veilingen en bij kunsthandelaars, maar gaf eigentijdse kunstenaars ook meer dan eens directe opdrachten.  

‘Eene voorstelling der jaargetijden’
Toen het moment daar was dat de jonkheer zijn Kleine Eetkamer opnieuw liet decoreren, schroomde hij niet contact te zoeken met de gevierde kunstenares Maria Vos. In april 1874 gaf Steengracht Vos de opdracht om voor hem vijf schilderijen te schilderen.

De schilderijen zijn een lichtend voorbeeld van de rijke familieverzameling die zich binnen de kasteelmuren ophoudt. Veel objecten bestaan niet op zichzelf. Vaak is ook de bijbehorende correspondentie tussen de kunstenaar en de opdrachtgever, de aanverwante stukken en met veel geluk zelfs een foto of schets bewaard gebleven. 

De correspondentie in het huisarchief van Duivenvoorde over de vijf schilderijen doet vermoeden dat zowel Vos als Steengracht een stem had in de voorstelling. Het idee van de seizoenen kwam van de jonkheer zelf. “5 zulke groote voorstellingen goed in verband te brengen is geen gemakkelijke zaak”, schreef Vos hem in april 1874. “Gaarne wilde ik Uw idee eene voorstelling der jaargetijden volgen, welzoo iets toch een zeker verband geeft aan het geheel”. 

Boven de schouw kwam een jachtstuk, boven de deuren van het vertrek was plaats voor de vier jaargetijden. Op ieder schilderij schilderde Vos producten en objecten die specifiek waren voor het betreffende seizoen. De lente kreeg verse eieren, de zomer witte asperges en bloeiende artisjokken en de herfst een kastanje, peren en twee raten sappige honing en de winter oesters, een hete theeketel en een paar Friese doorlopers.

Wie beter en langer naar de werken kijkt ziet nog iets uitzonderlijks: op ieder schilderij staat een levend dier. Een kat, een kip met kuikens, een badend vogeltje, en een bij. De Maria Vossen waren daarmee echte conversation pieces, stukken waarmee men het gesprek aan tafel gaande kon houden. Nergens in het oeuvre van Vos zien we dit terug. Zou dat de humor van Steengracht zijn geweest?

Een jaar na de opdracht waren de stukken klaar en volgde de rekening. Het contact met de jonkheer bleef hecht. In 1905, enkele maanden voor het overlijden van Vos, stuurde zij een bedankbriefje aan Steengracht voor het wild dat hij haar had toegezonden: ‘Mijnheer! Wederom kan ik u dank zeggen, ik geloof al voor de 27e maal, voor uw heerlijk jachtgeschenk. Van ernaar te schilderen is helaas geen sprake meer’.   

Scroll naar boven